Een collega-groundhopper gaf ons de tip eens in Brussel te gaan groundhoppen. Om de kwaliteit van deze tip op waarde te kunnen schatten togen we naar de hoofdstad van België. On y va!


Inleiding

Naar aanleiding van eerdere trips ontvingen we een e-mail van een collega-groundhopper. Brussel en haar grote omgeving zou heel wat te bieden hebben. Nu viel me prompt in dat ergens nog een plattegrond aanwezig zou moeten zijn. Het hele huis werd overhoop gehaald en niet voor niks: plattegrond gevonden.

Het viel ons meteen op dat het gewest Brussel een kluwen is van wegen, straatjes en laantjes. Geen sinecure dus om hier je weg te vinden. Er werden op de kaart heel wat stadions gevonden. Wat zou dat gaan brengen? Operation Desert Shield werd Desert Storm en we trokken naar Brussel. Dankzij een minitieuze planning en het uitstippelen van de juiste route werd het mogelijk er een dag van te maken die heel veel diversiteit zou opleveren.

Liaison (125 km)

Op een vrije dag om 06.00 uur opstaan om te gaan groundhoppen? Geen probleem! De groundhopdag te Antwerpen leerde ons dat je maar beter vóór de files op je plaats van bestemming kunt zijn en omstreeks 07.15 passeren we de grens bij Stein. De vaste chauffeur heeft niet veel op met sturen in een grote stad en heeft zich op de achterbank geïnstalleerd. Dat is maar goed ook, want het eerste wapenfeit van de dag komt op zijn naam. Op een strook autostrade waar inhalen voor vrachtauto’s en bussen verboden is, neemt een bus uit Kerkrade een loopje met de Belgische wetgeving. De dienstdoende buschauffeur zal dit op zijn bordje krijgen en wordt getrakteerd op een onvervalst ‘Enckelman-gebaar’.

God straft meteen en niet veel later belanden we in de eerste van drie files. Pff, hoe kan dit nu? Voor alles is een verklaring, dus ook hier. Een kop-staart-botsing is de oorzaak dat we later dan gepland de E40 Luik-Brussel bereiken. Van hieraf is het één grote stroom voertuigen richting de grote Brusselse buitenring, de R0. Het lijkt wel een massasprint! Overvolle vierbaanswegen en wie het eerste de R0 bereikt is de winnaar. Na een twintigtal minuten bereiken we het felbegeerde doel: we zitten op de Ring! De ‘feestvreugde’ wordt echter al snel getemperd, want vrijwel de eerste afrit moet de onze zijn: Diegem. Het werk van ondergetekende kan nu pas ècht beginnen, want ik ben gebombardeerd tot navigator-van-de-dag.

Koninklijke Diegem Sport (Stamnummer 3887)

Via Kantorenpark Diegem rijden we de Woluwelaan op en achter een hoge rij bomen doemen de lichtmasten van het eerste stadion van de dag al op: het Gemeentelijk Sportstadion. Na het vriendelijk groeten van twee gemeentewerkers lopen we verder richting poort: potdicht. Verdikkeme, het zal toch niet… Oké, maar elk complex heeft meerdere poorten, dus ook in Diegem. Na tien minuutjes wandelen staan we weer voor de ingang. Er is geen enkele poort die ons toegang kan verschaffen tot het stadion. ‘Tsja, dan zul je op het gemeentehuis even de sleutel moeten vragen’ antwoordt een gemeentewerker ons nadat we hem vroegen of we binnen mochten. Even uitleggen wat de bedoeling is en we verkrijgen toestemming om over een muurtje te klimmen. Nu hanteren we het principe ‘Hou het tof’, maar dit aanbod kunnen we gewoonweg niet weigeren. Een beetje tegen onze principes in klimmen we naar binnen en treffen een piepklein stadionnetje aan.


Het stadion van K. Diegem Sport is geknipt voor de 3e klasse

We maken snel onze ronde. We merken wel op dat het stadion in een prachtig parkje gelegen is, ideaal om bijvoorbeeld je hond uit te laten. Deze hebben we thuisgelaten en de ervaring heeft ons geleerd dat je op zulke locaties niet langer dan noodzakelijk moet blijven rondhangen. Het is ook de laatste keer dat we Nederlands hebben gehoord; in de rest van Brussel wordt Frans gesproken.

Royal Cercle Sportif Machelen (Stamnummer 628)

Terug de Woluwelaan op en na tien minuten rijden we Machelen binnen. De naam komt elke dag zeker 20 maal voorbij tijdens de filemeldingen en we weten inmiddels waarom. Er staat een gigantische file op de Ring ‘boven’ Machelen. Moeten we daar doorheen? Nee, zorgen voor later. Eerst op zoek naar het voetbalplein. Op onze kaart wordt dit aangeduid met ‘Stadion’ en dus zijn we razend benieuwd.

Perfect genavigeerd door ondergetekende rijden we al gauw de Stadionstraat in. Stadion? Nee hoor, Sportstadion! Het Sportstadion J.B. Deroover bezit een erg mooie hoofdtribune. Ja, en voor de rest eigenlijk niks… ‘Dit sportstadion werd opgericht bij beslissing van de gemeenteraad van 17 januari 1967 en plechtig opengesteld op 22 augustus 1970’, zo lezen we op een plakaat dat op de tribune is bevestigd. Wat is er in de tussenliggende periode dan gebeurd? We kunnen het niemand vragen, want er is niemand aanwezig.


Het stadion vernoemd naar oud-burgemeester J.B. Deroover van Machelen

We betreden het veld door over de klaarliggende planken te lopen en leggen de hoofdtribune op de gevoelige plaat vast.

Verder dan een hoofdtribune komt het complex dus niet. Hup, snel de auto in, op naar de Heizel (of moeten we zeggen ‘Le Heysel???)

Union Royale Belge des Sociétés de Football-Association / Koninklijke Belgische Voetbal Bond

Machelen verlatend zien we nog steeds de gigantische file staan op de Ring. Helaas, we moeten erdoorheen. Het vinden van een oprit blijkt plotseling niet meer zo evident, maar met een kleine omweg kunnen we toch op de Ring geraken. Dit is toch wel een heel mooi stukje Ring. Vanuit Zaventem lijkt het wel alsof je in een achtbaan zit. De snelweg gaat vrij steil omhoog en torent boven de hele stad uit. Ook hier is een ongeluk gebeurd, dus lang duurde het toch allemaal niet. Het rijdt en we hoeven maar de bordjes ‘Expo’ te volgen. Na de afrit in Brussel-Noord krijgen mijn twee mede-passagiers prompt een flashback. De Belgische bekerfinale tussen Club Brugge K.V. en K.R.C. Genk van jaren geleden komt weer bovendrijven. Alles is nog exact hetzelfde, zelfs de luifel van het café waar zij destijds iets hebben gedronken. In dit gedeelte van Brussel is het niet zo druk en al snel rijden we de parking op van het Koning Boudewijnstadion. Pal naast het Nationale stadion ligt warempel nòg een stadion. Helaas, alles is hermetisch afgesloten. Onder een draad doorkruipen gaat ons toch iets te ver en dus komt dit stadion niet op de lijst te staan. Jammer, het stadion van Racing Jet de Bruxelles (Stamnummer 4549) is zeker de moeite waard. In het Koning Boudewijstadion is één of ander atletiekgala aan de gang. De Ivo van Damme-Memorial voor kinderen soms? Verder niet zo belangrijk, want ook hier komen we niet binnen. Tegen betaling van € 6 mogen we wel in het museum kijken, maar dat heeft geen prioriteit.


Entree van Café Extra Time van het Stade Roi Baudoin

We zullen het bij de voorgevel moeten laten. We lopen nog een rondje om het stadion en kunnen de verleiding om de Kinepolis of het Bruparck te bezoeken maar net weerstaan. Zulk heerlijk weer en waarom niet een duik in een zwemparadijs nemen? Al snel komen we weer bij positieven en stappen toch maar weer in de auto. De moraal is enigszins gezakt, want we zitten op 50 % qua binnentreden van bezochte stadions. Wat gaat Sint-Jans-Molenbeek ons brengen?

Football Club Molenbeek-Brussels-Strombeek (Stamnummer 1936)

Het bereiken van de Ring is deze keer geen probleem en we slaan linksaf richting Gent. Gelukkig rijden we wederom een file in. In Groot-Bijgaarden lijkt het wel of je de hele dag moet aansluiten… Gelukkig hoeven we niet de E40 richting Gent te hebben, maar kunnen we rechtdoor blijven rijden richting Charleroi/Bergen. Een fractie van een seconde denken we van de files verlost te zijn, maar we komen bedrogen uit. Pas bij de afslag Molenbeek neemt de verkeersdrukte af. We dachten bijna dat er alleen maar groundhoppers op de weg zaten, maar dat blijkt toch niet zo te zijn. Drie straten verder zou het Edmond Machtens Stadion moeten liggen, dus lastig kan het deze keer niet worden. Via de Chausée de Ninove en de Boulevard Louis Mettewie komen we uit in het park waar het stadion van F.C. Molenbeek-Brussels-Strombeek is gelegen. Het lijkt wel structureel te worden. Alle Brusselse stadions zijn in een park gelegen. Erg mooi allemaal. Bij het uitvak kun je prima parkeren, hetgeen we ook doen. Dat we hiermee de moeilijkheidsfactor van de rijlessen van enkele Moslima’s verhogen is ons een zorg. Als we in de buurt van een stadion komen gaat het verstand op nul. Via de entree van het uitvak lopen we Tribune II op. Het is ‘pas de problème’ even rond te lopen. Ook hier zijn de mensen uiterst vriendelijk. Het is trouwens een bedrijvigheid van jewelste in dit stadion. Overal zijn mensen aan het werk of gewoon wat aan het keuvelen. Deze club, door Johan Vermeersch vrijwel in zijn eentje gerund, spreekt ons toch wel aan. Gemoedelijkheid troef en een erg leuk stadion!


Wie wil nu niet ééns per twee weken op Tribune II postvatten?

Wat ons minder bevalt is de duivenstront die werkelijk door het hele stadion aanwezig is! Is dit een verklaring voor het dozijn gemeentewerkers dat her en der aan het werk is? Van spelers trouwens geen sprake. Jammer, we hadden graag gezien hoe het met Fritz Emeran gesteld is. Via de achterzijde van de sponsorwand aan één van de korte zijdes lopen we Tribune I op. Wat hangt daar voor spandoek? Mooi, mooi…! Het supportersgebeuren bij F.C. Molenbeek-Brussels-Strombeek blijkt dus tòch te leven. Nu maar hopen dat de spelers zich dit in hun oren knopen! Johan Vermeersch zal alvast akkoord zijn met dit spandoek…


De kern van F.C. Molenbeek-Brussels-Strombeek mag zich deze in hun zak steken!

Ondanks dat we geen permissie hebben het veld te betreden stappen we het veld in. Ach, die ene meter, daar zal het niet op aan komen. Deze foto wil ik niemand onthouden. Snel weer terug dus en achter de hekken. Tribune I (ook een zittribune) is niet helemaal mijn tribune. Wat is het hier steil! Mijn vorm van hoogtevrees begint mij weer danig parten te spelen. In Etage III van Sclessin zul je mij niet meer aantreffen en in de nok van deze tribune evenmin. De kans om op het dak van deze tribune te zien krijg je echter maar één keer en dus trek ik toch even naar boven, mijn collega’s volgend. De tribune is voorzien van een even vreemd als fraai plafond, maar òp het dak is het een grote bende. Bij het verlaten van deze tribune dienen we weer door een enorme hoeveelheid vogelpoep te ploegen. Vreemd toch, want er is nergens een vogel te zien… Het feit dat het stadion in een park ligt kan hier toch geen debet aan zijn? De reeds eerder bezochte stadions lagen ook in een park, maar van vogelpoep geen sprake. Ik stel voor dat er eens onderzocht wordt in welk gedeelte van Brussel de meeste duivenmelkers zijn gevestigd. De uitkomst hiervan staat volgens ons vast: Sint-Jans-Molenbeek.

Vanuit het Edmond Machtens Stadion rijden we naar Stade Verbist. Dat wil zeggen, dat is de aanduiding die de kaart geeft. Een paar straten en minuten verder staan we aan de rand van een kunstgrasveld waar flink wat allochtonen staan te hockeyen. Geen spek voor onze bek en we rijden maar door naar de volgende halte: Stade CH. Vanderputten. De teleurstelling begint nu toch wel de overhand te krijgen, want ook hier kunnen we niet ècht iets ontwaren dat op een stadion lijkt. We zien slechts een (overigens historisch) gebouw behorend tot l’Institut des Arts et Métiers, gelegen aan de Boulevard de l’Abbatoir. Hmm, dat schiet dus niet op. Dan maar kiezen voor een zekerheidje: op naar het Astridpark!

Royal Sporting Club Anderlecht (Stamnummer 35)

De plattegrond wordt nog maar eens grondig bestudeerd en er wordt gekozen voor de Chaussée de Mons. Deze straat moet ons voeren naar het park waarin het Constant Vandenstock-Stadion ligt. We lijken op één van de slagaders van Brussel terecht te zijn gekomen. Talloze winkeltjes beheersen het straatbeeld. Pal naast een islamitische slagerij is een Ici Paris XL gevestigd. Inderdaad, dit is een straat waar iedereen aan zijn of haar trekken kan komen. Het biedt ons tevens de mogelijkheid om een vergelijkend warenonderzoek te houden tussen belwinkels. Daar waar in ‘Borgerokko’ ons de mogelijkheid werd geboden voor € 0,25 per minuut naar Benin te bellen, liggen de tarieven hier iets lager. € 0,17 dient er te worden neergeteld om met dit Afrikaanse land een minuut te bellen. Het is wachten op het moment dat Beau van Erven Dorens deze markt eens op zijn kop gaat zetten, dit kan véél goedkoper!

Op een zucht van het Astridpark (of le Parc d’Astrid) stranden we voor een wegopbreking. Het rond punt wordt nogmaals genomen en via een omweg bereiken we toch het stadion van Belgiës recordkampioen.

Iets wat in Nederland schier onmogelijk is, is in België vrij normaal. Ook het Constant Vandenstock-Stadion is ‘gewoon’ open. Het stadion doet denken aan het Philips-Stadion. Ruim, maar toch knus. Het bevalt ons hier prima!


Wanneer mogen wij met Fortuna eens plaatsnemen in dit uitvak?

Nadat we een rondje door deze arena hebben gelopen besluiten we de fanshop aan te doen. Hoe is dit fenomeen in België ontwikkeld? Bij onze rondgang bij het stadion zijn we aardig op onze hoede. De laatste tijd zijn er meerdere personen tegen een rechtse hoek van Nenad ‘Jestrogoal’ Jestrovic aangelopen; iets wat wij koste wat kost willen vermijden. Ongeschonden bereiken we de voorkant van het stadion. De parking bij de hoofdingang staat eivol dure bolides, maar beweging zit hier niet in.

De fanshop is zoals het hoort. Ruim en gevuld met een fraai assortiment. Hoewel we niet van plan zijn iets aan te schaffen, is het maar lastig niet door de knieën te gaan bij het zien van de biografie van Mister Michel. Het aanschaffen van ‘bonafide voedsel’ heeft echter een hogere prioriteit. Maar, waar koop je zoiets in de Brusselse bidonvilles? We hebben pas de helft van Brussel gezien, dus ooit zullen we nog wel een tankstation tegenkomen, toch?

Royal Cercle Sportif La Forestoise (Stamnummer 51)

Vanuit het Astridpark naar R.C.S. La Forestoise rijden duurt normaal gesproken maar 15 minuten. Helaas, het lijkt wel of de plattegrond ons in de steek laat. Straten die afbuigen, terwijl ze op de plattegrond kaarsrecht staan opgetekend. Curieuzer nog: ‘aan de rechterkant rijden we zo langs drie velden’. ‘Nou nee, die liggen aan de linkerkant’ hoor ik de chauffeur zeggen. Jongens, hoe kan dit allemaal? ‘Nou, dan zal het hier wel zijn…’ Mooi niet, want het blijkt het veld van Royal Uccle Sport (Stamnummer 15) te zijn. In de kantine van de gelijknamige hockeyvereniging vraag ik maar eens de weg. Een juffrouw met wenkbrauwpiercing staat me in het Frans te woord. Als ik naar La Forestoise vraag, klapt ze zowat dicht en roept ze assistentie in. Veel schieten we hier niet op. Dan doen we het maar weer zelf…

We rijden maar weer terug en plots zien we bordjes staan: Forest National. Ahh, we zitten op koers. Vorst Nationaal is met 7.000 plaatsen één van de grootste concertzalen van België. Het complex van R.C.S. La Forestoise kan dan niet ver meer zijn.

Veel stelt het stadion niet voor. Een veld, wat staantribunes en een sintelbaan. Gelukkig treffen we een kleine hoordtribune aan.


Hoofdtribune van Stade Communal lijkt een ideale plaats om huiswerk te maken…

Hangjongeren hebben zich meester gemaakt van deze tribune. Een gesprek aanknopen lijkt ons zinloos en even snel als we zijn gekomen, verdwijnen we ook weer. Door naar een ècht stadion (hopelijk).

Royale Union Saint-Gilloise (Stamnummer 10)

Vanuit Vorst is het maar 10 minuten rijden naar Royale Union Saint-Gilloise (opgericht op 1 november 1897). Dat treft. Daar komt bij dat het vrijwel in dezelfde straat ligt als het Stade Communal. Het vinden hiervan levert geen enkel probleem op. Toestemming krijgen om even te mogen rondwandelen evenmin. Deze club met roemruchte geschiedenis (o.a. 11 maal kampioen van België) beschikt nog steeds over een erg mooi stadion, stammend uit 1919. Het Joseph Marien-Stadion ligt aan de rand van het Dudenpark. In 1926 heeft er een verbouwing plaatsgevonden waarbij de atletiekpiste is verwijderd. Sindsdien is er niet veel meer veranderd aan het stadion. Wat ons betreft is dit ook helemaal niet nodig. Werkelijk schitterend!


De op 29 augustus 1926 geopende tribune aan de Chausée de Bruxelles

Aan de overzijde van de hoofdtribune ligt een grote staantribune. In het midden van deze staantribune is een trap waarover vroeger de spelers het veld betraden. Bovenop de berg, achter de staantribune, bevonden zich de kleedkamers. Bij de renovatie in 1926 is er een einde gemaakt aan dit fenomeen. Deze club blijft nog steeds één van de meest succesvolle ooit, al dateert hun laatste succes alweer van het seizoen 1934/1935, toen het kampioen van België speelde. Aan nostalgie geen gebrek. Van de ene brok geschiedenis naar het andere. Op naar Watermael-Boisfort!

Racing Club de Bruxelles (Stamnummer 6)

Vanuit Saint-Gillis naar Watermael-Boisfoirt rijden is een hele puzzel. Plots blijkt dat Brussel méér te bieden heeft dan hoge flats en grauwe huizenbloks. Het blijkt dat we door een redelijk mooie buurt aan het toeren zijn. Overal hangen vlaggen buiten. Is het vlaggetjesdag? Nee, aan zo’n onzin is men in Brussel niet gebonden. Het is de ‘ambassadewijk’ waar we doorheen rijden. Zo passeren we het Italiaanse consulaat, de Rwandese ambassade en een gebouw van de Burkinese overheid. Wat we niet aantreffen is de ambassade van Abchazië. Tot nader orde zullen zij opereren vanuit hun postbusadres te Geleen, alwaar ze gebruik maken van de voormalige postbus van het (helaas véél te vroeg) van ons heengegane fanzine Frontline. Jammer genoeg hebben we niet al te veel tijd om naar buiten te kijken. Wie dit deel van Brussel heeft ingericht is werkelijk zeer beperkt geweest met het aanbrengen van structuur. Wat een doolhof! Desondanks weten we het Drie Linden Stadion (Stade des Trois Tilleuls) te vinden. Het stadion is ooit gebouwd omdat Racing Club de Bruxelles nood dacht te hebben aan een grotere arena. Op 11 november 1948 werd het ingewijd met een oefenmatch tegen Torino. De capaciteit bedraagt 40.000 toeschouwers, maar die hebben er nooit gezeten.


Het immense Drie Linden Stadion doet tegenwoordig dienst als recreatieoord

Ook toen regeerde de grootheidswaanzin, want met de successen van Racing Club Brussel was het snel gedaan. Op dat moment had deze club reeds 6 titels behaald, waarvan de laatste in het seizoen 1907/1908. In 1963 vond men geen andere uitweg dan te fuseren met Royal White Star Athlétique Club (Stamnummer 47). Men is hierdoor dus één van de grondleggers van het huidige Football Club Molenbeek-Brussels-Strombeek (Stamnummer 1936).

Omdat het zien van joggende tienermeisjes ons niet ècht kan boeien, stappen we weer in de auto. Het is al ver in de middag en er staan, naast het inslaan van eten, nog enkele plaatsen op ons lijstje.

White Star Malou Woluwe Football Club (Stamnummer 5750)

Het vinden van een uitgang in Watermael-Boisfort is niet eens zo lastig, waardoor we een kwartier later Woluwe-Saint-Lambert binnenrijden. Het Stade Fallon behoort toe aan een derdeklasser, dus veel hoef je hier niet te verwachten. Dat doen we ook niet, want ‘White Star’ hobbelt een beetje geruisloos mee in de derde klasse. Toch wist deze club het dit seizoen Royal Charleroi Sporting Club (Stamnummer 22) knap lastig te maken in het bekertoernooi. Niet zozeer op het veld, maar vooral ernaast. Tot tweemaal toe dreef een stroompanne de spelers tot wanhoop. Een derde stroompanne was de club zeer waarschijnlijk fataal geworden. Een regel in het reglement van de Belgische voetbalbond schrijft namelijk voor dat de tijd van een stroompanne maximaal één uur mag bedragen per wedstrijd. Dit zegt dus niks over het aantal pannes per wedstrijd. Als je dus beschikt over een erg handige electriciën, kun je dus meerdere stroompannes overleven…


Prefereert men een business-club boven een stadion???

Het Stade Fallon is voorzien van slechts één tribune plus een sintelbaan. Niet ècht sfeervol, ons inziens. Het wemelt er wel van kinderen, tennissende dames en een aandachtige toeschouwer, witte sokken dragend. Hmm, curieus tafereeltje. Als straks Rolf Wauters langskomt zijn de rapen gaar… Woluwe-Saint-Lambert lijkt ons trouwens best een aardige buurt. Aan de grote wegen liggen tal van kantoorcomplexen, dus men boert blijkbaar goed aan de oostzijde van Brussel.

Royal Cercle Sportif Saint-Josse (Stamnummer 83)

Snel door naar de voorlaatste halte van de dag en vooral: een supermarkt! Om op de gewenste plek te komen dienen we onder de autosnelweg E25 door de rijden, maar ook hier is onze plattegrond niet duidelijk. Op de plek waar we uitkomen is geen Stade G. Pétré te zien. Toch niet afgebroken, zoals we in Winterslag meemaakte? Zorgen voor later. Allereerst wordt een Super GB bezocht. Er wordt vanalles aangeschaft, variërend van flashwafels met poedersuiker tot chips tot Waldorf-salade. In een zijstraat van de Chausée de Louvain (waar toch ècht Stade G. Pétré zou moeten liggen) wordt in no-time al het aangeschafte verorberd. ‘Nou dat Stade G. Pétré wordt dus niks, we proberen hier maar te keren.’ De chauffeur rijdt verder in deze doodlopende straat, want daar is het makkelijker keren. ‘Hela, potverdikkeme, wat is dat hier? Stade G. Pétré!’ Wat een geluk, zeg! Uiteraard is de poort open (nou ja, alleen voor personen die gebruik maken van het tennisplein). We treffen een kantine en een witte tribune aan. Prachtig! Dit is het 200 meter doorrijden meer dan waard.

Omdat de klok al tegen vijven gaat, besluiten maar snel te vertrekken naar onze laatste bestemming: Le Parc Josaphat.


De tribune is vernoemd naar G. Pétré, stichter van het speelplein in 1914

Het gaat weer spannend worden. We proberen altijd vóór 17.00 uur op de laatste bestemming van de dag te zijn, omdat veel stadions rond deze tijd sluiten. We hebben nog 20 minuten, dus dat wordt krap. Te meer omdat de Chausée de Louvain ontzettend druk is. Het is een grote verkeersader die eindigt in de Brusselse binnenstad. Er is één geluk, Le Parc Josaphat staat inmiddels aangegeven.

Football Club Kosova Schaerbeek (Stamnummer 9267)

Al vroeg op de dag waren we overeengekomen dat we hier ab-so-luut naar toe zouden gaan. Bij een tankstation kochten we namelijk een uitgave van Sport-/Voetbalmagazine. Hierin stond een artikel dat handelde over de integratie en segregatie van zogenaamde Bougnouls en hoe de politiek dit ziet. Het artikel was voorzien van een foto van het voormalige stadion van Royal Crossing Club de Schaerbeek. Dit hebben we nog nooit gezien. Conclusie: hier móéten we heen!

Het vinden van Le Parc Josaphat is geen probleem. Al gauw doemt het voor ons op. Na een paar honderd meter slaan we linksaf en parkeren we onze voiture voor de hoofdtribune. Zijn we aanbeland in het ‘Borgerokko van Brussel’??? Het lijkt erop, want we zien slechts Arabisch of Noord-Afrikaans uitziende personen rondlopen. Jammer genoeg is alles dicht. Nou, dan lopen we maar even een rondje door het park. Aan de achterzijde, onder een tribune staat een deur open. Mooi, daar gaan we naar binnen!

Wat is dàt hier? Een sporthal, in/onder een tribune! De klok staat op 2 minuten vóór 12. Is dat een verwijzing naar de algehele staat van dit complex? Verder is er niemand te zien in deze hal, dus we staan al weer snel buiten. In het aangrenzende park zijn we enigszins op onze hoede. Voor ons loopt een madame met 2 loslopende pitt-bulls…

Vanuit een hoek kunnen we een blik werpen in het stadion. Is dit normaal? Volgens ons niet. Aan de voorzijde, bij een ingang staan een aantal Arabieren te keuvelen. Het lijkt wel of ze het leuk vinden dat we een praatje komen maken. Ook hier weer niets dan vriendelijkheid. ‘Jullie hebben geluk, de beheerder is nog aanwezig’, zo vernemen we van een Franssprekende Arabier. Mooi, dan zouden we die even willen spreken. We zijn nog niet uitgesproken of hij komt al aangewandeld. ‘Zijn jullie studenten of journalisten?’ Tsja, het is begrijpelijk dat hij zo een vraag stelt, want hij laat ons weten dat er elke week wel mensen langskomen om een blik in het stadion te werpen of er een reportage over te maken. Haast als een stelletje toeristen lopen we achter hem aan. We lopen door een kantine (niet ècht proper) en door een keuken. Deze keuken spant de kroon. On-ge-lo-fe-lijk smerig! In België is van een Goodyear-commissie geen sprake, maar dit kan gewoonweg niet. Zo een keuken bestaat in Nederland gewoon niet! Maar goed, we zijn hier niet om mensen te gaan afvallen. We zijn juist dankbaar dat we in het stadion mogen kijken. Als we bij een cornervlag het veld betreden slaat ons hart even over…


Er is geen spionkop meer die hier nog plaatsneemt…

Het veld is trouwens van erbarmelijke kwaliteit. Slechts in de hoeken staat nog wat gras. Langs de hoofdtribune staan grote hekken. Deze tribune mag dus niet worden betreden. Staat dit stadion op instorten? Als we dichter bij de tribune achter de goal komen, zien we pas wat hier is gebeurd. Men heeft een groot zeil over de trappen gelegd en dit vastgemaakt met panlatten. Geen succes… Overigens moeten we een paar keer vluchten voor witte stofwolken die te pas en te onpas over het veld stuiven. Heeft Cor Nijpels hier zijn kennis over valwinden opgedaan?

De tribune tegenover de hoofdtribune, tsja. Betonrot all over the place… Zoiets hebben we toch nooit eerder gezien. Achter het andere doel is een grote staantribune opgetrokken. Van daaruit heb je mooi overzicht op de hoofdtribune.


Hoofdtribune in Parc Josaphat: acces interdit!

Plots horen we een medepassagier moord en brand schreeuwen. We stormen de staantribune af. Zijn geschreeuw komt uit de spelonken van het stadion. ‘Kom eens zien!’. We lopen door een opening in de tribune regelrecht de Mont Blanc-tunnel in.


Mijnheer, u bent geslaagd voor de bijzondere verrichting ‘fileparkeren’, proficiat!

De deuren van de auto zijn allemaal geopend. Voor ons een teken dat de passagiers tijdig een veilig heenkomen hebben kunnen vinden. Als we een blik naar links werpen in de aardedonkere ruimte, zien we nòg een uitgebrand autowrak staan. Hierbij stellen we ons toch enige vragen… Snel naar buiten, want erg fris ruikt het hier niet.

Door de kantine banen we ons een weg naar buiten, de beheerder onderweg hartelijk dankend voor zijn gastvrijheid. Op de parking maken we nog een praatje met wat wijkbewoners en dan zit de dag er bijna op. We stappen in de auto en rijden huiswaarts. Nou ja, schuifelen huiswaarts, want de avondspits bereikt haar hoogtepunt. Als klap op de vuurpijl dienen we een kruispunt over te steken dat gelijkenis vertoont met de Place Charles de Gaulle (hierop is de Arc de Triomphe gesitueerd, red.), met dien verstande dat er ook nog trams overheen rijden. Wie heeft dit in hemelsnaam bedacht? 20 minuten later passeren we Zaventem en niet veel later neemt de drukte iets af. 13 uur nadat we zijn vertrokken, rijden we weer de Westelijke Mijnstreek binnen: we zijn thuis!

Bij thuiskomst zetten we direct de computer aan en worden de gemaakte foto’s bekeken. We hebben wel een paar keer moeten balen, vanwege het feit dat we niet binnen konden of omdat het complex erg klein was. Desondanks is het een erg mooie dag geworden met heel wat leuke momenten. Het is iedereen dan ook aan te raden om ook eens een keertje naar Brussel te trekken; het is de moeite waard! Je moet wel zorgen voor een goede plattegrond en het is vrij handig als je je kunt redden in het Frans. Buiten Diegem hebben we nergens Nederlands kunnen spreken, ondanks dat Brussel tweetalig is.

België bezit nog voldoende blinde vlekken, we kunnen dus nog een tijdje vooruit.

Wordt vervolgd…

Lateral Boys

P.s. Merci Geert!